NDR


Hoofdmenu
Archief:

Home

Nieuws

Organisatie

Bibliotheek >

Fototheek

Videotheek

Museum

Geschiedenis

Anecdotes


De Aga Khan van Duindigt

door Pim Stoel
gepubliceerd in de Haagsche Courant
datum 24 maart 1984


Titel:
"Dikke Karel Woltman, de Aga Khan van Duindigt"

Slecht nieuws voor de vaste clientèle van de Nederlandse renbanen. De Aga Khan van Duindigt is binnen afzienbare tijd niet meer. Niet dat dikke Karel Woltman, 210 kilo schoon aan de haak, en eigenaar van de Derby-winnaar 1983 Wouter Raaphorst, van plan is binnenkort het zijns inziens zo amusante tijdelijke met het toch een tikje ongewisse eeuwige te verwisselen. Integendeel. „Eens", zegt Karel, ,,was ik miljonair, toen kwam de tijd van de snelle vrouwen en de langzame paarden en toen was ik arm. Maar nu, binnen tien jaar, ben ik weer rijk, de handel floreert als nooit tevoren. Alleen, de kilo's moeten er af. Ik ga binnen drie weken onder het mes. Die doc zet een schot in mijn maag. Daardoor wordt de inhoud verkleind en dan moet ik minder eten, of ik wil of niet. Een fluitje van een cent, die operatie. Acht dagen ziekenhuis. Maandag opname, dinsdag operatie en de woensdag er op er al weer uit. Voor tweeën. Op tijd voor de koers dus..."

Voor het leven
Dikke Karel gelooft niet dat nu zijn handelsmerk, zijn buik, drastisch in omvang zal afnemen, hij zijn bijnaam kwijt zal raken. De paardeneigenaar: "Op Nootdorp loopt een man die heet De Kip. Alleen maar omdat zijn vader vroeger in kippen deed. Een bijnaam in de paardewereld staat voor het leven". Als om zijn woorden te onderschrijven gaat de telefoon. Karel: „Ja kale, zeg het eens". Wonderlijke formules flitsen nu over en weer via de PTT, het klinkt een beetje als de analyse van een partij van Timman, d2-e5. Maar zelfs de leek kan vermoeden dat het hier handelt rond de wonderlijke spelingen van het paardelot. „Dat was De Kale", zegt Karel na afloop een tikje overbodig. „Die heeft zo'n kop met haar, maar ja, die heeft zich ik weet niet hoe lang geleden eens helemaal kaal laten scheren voor een weddenschap ". Het is nog voor in de week, Kevin Davies is nog de beste, aardigste en betrouwbaarste jockey van Nederland, die zo fantastisch op Wouter Raaphorst de Derby won, de 10e juli 1983, de verjaardag van de moeder van Karel Woltman. Dat beeld nu, zal zoals het verdere verloop van geschiedenis zal leren, binnenkort drastisch veranderen. „Ik ben", zegt Karel Woltman (42), vrijgezel en wonend bij zijn moeder („Want welke vrouw wil nu voor het leven het bed delen met een absolute paardegek"), "al sedert mijn prilste jeugd mataglap van de koers. Toen ik zes was ging ik al met de vader van een van mijn vriendjes naar Duindigt".

Kerk
Zijn moeder (78): „Wijlen mijn man, die vond dat vreselijk. Die was heel christelijk. En dan op zondag gokken. Ik schaamde me wel eens voor Kareltje. Dan zaten we in de kerk, dan had de dominee het woord "amen" nog niet over de lippen of daar holde hij al door het gangpad naar buiten omdat hij naar de koers moest, een keer liep hij de koster compleet omver". Dikke Karel verontschuldigend: „Je moest wel mee naar de kerk. Als je dat niet deed, hield mijn vader je zakgeld in. Dan had je niets te vergokken op de koers. Daarbij, de kerkcenten hield ik ook mooi in mijn zak. Die kwamen na lang sparen natuurlijk ook bij de bookmaker terecht. Want winnen doe je wel eens, maar verliezen bijna altijd". Zuchtend: „En ik heb wat paarden gekocht. Ik heb er gekocht die gingen harder achteruit dan vooruit. Ik heb trainers gehad die zeiden, Karel kom zondag maar met Van Gend & Loos naar de koers want je kan al je centjes rustig op je paard zetten. Dat beest kan niet verliezen. Dan speelde ik het beest, en dan liep het alsof het anker was uitgegooid. Maar je vergeet al die misère als je eens een succesje heb. Je moet een beetje geluk hebben.
We gaan naar Engeland naar de Derby en tegelijk eens naar zo'n paardenverkoop daar om te zien hoe het daar toeging. Het is midzomer, heet, ik ben nu eenmaal een tikje gezet en ik krijg slaap. Begin ik te knikkebollen. Zakt mijn hoofd op m'n pens. Eenmaal, andermaal, verkocht, zegt de veilingmeester. Aan that gentleman over there. Bleek ik een paard gekocht te hebben voor twee mille. Nou is twee mille weinig voor een goed paard, maar veel voor een geit. Maar dit bleek geen geit. Die won zo 35.000 gulden voor me.
Mijn eerste paard was Esmoreit, een draver. Ik had een trio op Duindigt, er komt een man naar me toe en die zegt, Karel koop zelf eens een paard, ik heb een aardig beestje voor je. Ik zeg: ik heb geen geld maar wel het trio. Wat het brengt geef ik voor dat paard. Okay, zegt hij. Nou, dat trio bracht 1100 gulden en een uur later verkocht ik die knol door voor 1600. Maar de trainer van die man komt even later naar me toe. Karel, zegt hij, dat beestje wat je mijn baas verkocht heb, is aan alle vier de poten kreupel. Ik zeg, ach, zo nauw kijk ik niet. Nee, zegt hij, maar mijn baas wel. Enfin, gelukkig had ik het geld nog niet vergokt, dus ik koop het terug. Ik zet hem bij een trainer en ik zeg, luister Giel, je mag hem twee maanden proberen en als hij dan niet loopt dan gaat hij naar de slager. Na een maand komt Giel. Karel, zegt hij opgewonden, je hebt een vliegmachien. Speel maar wat je wil op hem. Ik zet flink in, Esmoreit neemt de kop en vijftig meter voorsprong. Op 100 meter voor de streep springt hij. Weg centjes. Dinsdagavond is er weer koers. Ik had twee mille in de zak want de volgende dag gingen we naar Parijs voor de Prix d'Amérique, Wijntje en trijntje dus en niet goedkoop allemaal. Mijn trainer zegt, Karel, speel hem weer, hij kan echt niet verliezen deze keer. Ik denk okay en ik zet die twee mille in. Ik naar het toilet want ik durfde niet te kijken. Door de luidspreker hoor ik dat Esmoreit de leiding neemt. Esmoreit wint met lengtes. Ik vang 16.000 gulden. Het hele café op Hilversum is dronken geworden".

Bord snert
Hij telt even op zijn vingers. „In die jaren ben ik als een gek te keer gegaan. Ik kocht het ene paard na het andere. Soms had ik er tien tegelijk lopen. Wat dat kostte in de maand. Ik werkte alleen nog voor die beesten. En er was er bijna nooit een die won. Je hebt haast geen paarden die winnen. Ik heb nou dat renpaard Wouter Raaphorst. Een mazzeltje. Gekocht voor een bord snert. Ik kom bij De Kroes om weer eens een paard te kopen. Er lopen er vijf in de wei. Achter elkaar aan. Meestal nam ik de voorste, maar toen dacht ik, laat ik de laatste eens nemen. Nou, zegt De Kroes, dat is pech voor je want dat is de duurste. Ik zeg, luister makker, als ik de voorste genomen had was dat de duurste geweest. Ik heb er nu al acht van je gekocht die tot op heden niet weten waar de eindstreep ligt, dus trek me het vel niet over de oren. Vooruit, zegt hij, maar het is echt een goeie. Nou, dat paard heeft nu acht keer gelopen en is zeven keer eerste geworden. Ik heb een speciale band met dat paard. Laatst was ik de hele middag in de stal, je kent dat wel, een groot kind. Iedereen die voorbij komt vragen, hé wil je Wouter Raaphorst niet zien. Zoals je vroeger je nieuwe trapauto liet zien aan de kinderen uit de buurt. Enfin, om zes uur zitten mijn trainster Margot van Dijk en ik wat te drinken en ik zeg ineens, ik moet nog even naar Wouter. Ze zegt: Schei alsjeblieft uit, laat dat beest nou even met rust, je hebt de hele middag al aan dat paard lopen sjorren. Ik zeg nee, ik moet er nog even heen. We bekvechten er nog wat over, ze zegt uiteindelijk, nou dan ga je toch. Ik kom, en daar ligt hij, op de grond, met zo'n kop. Een koliek. Als ik niet gegaan was, was hij dood geweest".

D-Day
Hij staat op want er is werk aan de winkel. De volgende dag moeten we met hem mee naar Nootdorp. Om de sfeer te proeven. Als we hem afhalen is hij er nog niet. Er is iets verschrikkelijks gebeurd, zegt zijn moeder. De jockey Kevin Davies is stiekem overgelopen naar de concurrent. Een ramp, nu Wouter Raaphorst op zondag 1 april op Duindigt zijn eerste ren van het jaar moet lopen. Om van de schrik te bekomen kijken we naar de videobeelden van D-Day. De dansende Karel op die 10de juli, als zijn paard de Derby wint, het vloeien van de champagne, het feest dat tot diep in de nacht duurt. Zij, een tikje bedroefd: „Hij is zo'n goeie jongen. Altijd geweest. Vroeger als kind verdiende, hij een rijksdaalder op een dag en dan bracht hij nog een zakje chocolade-eitjes en een vaasje met bloemen voor me mee. Hij heeft in zijn leven altijd alles weggegeven. Nu nog, als hij op straat zo'n groepje achterlijke kinderen ziet, dan stapt hij naar de begeleidster en dan geeft hij haar geld. Allemaal een ijsco. Na de Derby gingen we eten, nou er gingen tachtig man mee. Ik zeg, Karel wie zijn dat toch allemaal. Hij zegt, ik weet het ook niet. Maar hij stuurde ze niet weg. De hele straat hier werd ook getrakteerd. De kinderen zongen van 'Karel, Karel heeft de Derby gewonnen'. Uiteindelijk heeft die Derby hem meer gekost dan opgebracht".

Onweer
Onze levenslustige bon vivant komt thuis en tegen zijn gewoonte in staat zijn gezicht op onweer. "Die verrekte Kevin Davies. Vierendelen moesten ze hem. Hij heeft hem altijd van alles toegestopt. Zeker een milletje of twaalf extra vorig seizoen. Altijd gratis eten. Twee maanden geleden heeft hij hem op de man af gevraagd. 'Kevin, je rijdt dit seizoen toch weer Wouter Raaphorst?' Natuurlijk, zei hij. Schriftelijk vastleggen hoefde volgens hem niet. Een man een man, een woord een woord, zei hij. Dikke Karel: „Als hij elders meer kan krijgen dan moét hij natuurlijk gaan. Jockeys hebben het slecht in Nederland. Zomers, mogen ze niet eten en 's winters hebben ze niet te eten. Daarom at hij in de winter ook altijd bij mij. Maar hij blijkt al drie maanden terug tegen de stal Nuy in Limburg gezegd te hebben dat hij daar zou komen. "Nou zit ik een week voor het seizoen begint zonder jockey". Mevrouw Woltman berustend: „Als je varkens goed doet krijg je spek, maar als je mensen goed doet krijg je drek..."

Karel langs de baan van Nootdorp.


Handel
Die middag op Nootdorp wijkt de vaste clientèle eerbiedig uiteen, als dikke Karel zijn opwachting maakt. Het nieuws is hem al vooruit gesneld. Tien, twintig, dertig keer moet de paardekenner van zijn grote leed verhalen en men blijkt het er unaniem over eens: geen jockey ter wereld is qua karakter een knip voor zijn neus waard. We kijken naar de koers, spelen, terwijl Karel elders en voor het blote oog onmerkbaar zijn weddenschappen plaatst, op aanraden van iemand die het weten kan, bij de totalisator nummer 4. Het paard jaagt vervolgens in triomf het hele veld voor zich uit over de streep en in het restaurant bekent dikke Karel dat hij het vandaag de dag wat kalmer aandoet met het gokken. „De handel", zegt hij, „dat is momenteel mijn eerste doel. Ik heb vanaf mijn twaalfde met de handel mijn geld verdiend. Ik begon bij een fabrikant in haarlak, ook een koersganger, de half afgevulde busjes die normaal werden weggegooid, voor een krats te kopen en dan langs de deuren. Ik weet nog goed de eerste mevrouw. Plakt het, zegt ze. Beter dan velpon, zeg ik met mijn domme kop. Nou, dan moet ik het niet hebben, zegt ze. Ik kom eens een keer bij een klant. Mag ik het even proberen, vraagt ze. Natuurlijk, zeg ik. Een minuut later komt d'r man naar buiten stormen en wil me een klets om m'n oren geven. Kom eens mee, zegt hij. Stond zijn vrouw voor de spiegel met een compleet witte kop. Bleek die fabrikant van mij ook in kerstsneeuw te doen en had ik een verkeerd partijtje meegekregen". Hij heeft een vaste compagnon, John. Karel: „We voelen elkaar prima aan. We weten precies waar er wat te halen valt. Dat is intuïtie. We kunnen tien keer een fabriek voorbij rijden en de elfde keer stoppen we ineens. Dan blijkt er zo'n berg handel te liggen. Er wordt momenteel verschrikkelijk veel onder de prijs verkocht. En je ziet het van buiten al. Een fabriek mooi in de verf, vergeet het maar, daar draaien ze nog goed. Maar afgebladderde vensterbanken, een scheur in een ruit, onkruid op het parkeerterrein, ga daar maar heen, daar is geldgebrek".

Pinguïns
Maar hij zal toch ook wel eens missers in de handel hebben? Karel:
„Je blijft kind hè. Ik koop een partij speelgoed-pinguïns, gewoon omdat ze zo mooi konden waggelen. We zitten thuis, mijn maat en ik aan de tafel. Ik pak er een en laat hem naar John toelopen. Hij stuurt hem weer terug. We kijken elkaar aan en ik zeg, weet je wat we doen, we huren bij de KLM een Jumbo en we sturen ze naar de Zuidpool waar ze thuishoren want hier komen we nooit van ze af. Maar ineens krijg ik een helder idee. Ik bel Fred Oster, die had toen zo'n kwis. Ik zeg Fred, ik heb een geinig kadootje voor de winnaar. Een pinguïn. Kom maar op, zegt hij. Hij komt met dat beest voor de tv, en is amper in beeld of de telefoon begint al te rinkelen. Een week later waren we los. Daar, kan ik nou vreselijk om lachen. Handel dat is balanceren tussen een lach en een traan. Daarom doe ik zo graag zaken met joodse mensen. Die hebben een speciaal gevoel voor humor. Ik zat laatst met een artikel. Nou, als ik het in de Grote Marktstraat gratis en voor niets ging uitdelen, zou ik zes maanden later nog niet los zijn geweest. Kom ik bij een van mijn joodse vrienden. Joh, zeg ik, ik heb nou een artikel voor je, dat de deur uitvliegt. Je moet de hele partij nemen, dan kan je goud verdienen. Hij zegt: Waarom wil je er dan vanaf? Ik zeg, ja hoor 's, ik heb het te druk en die jongen die het voor me verkocht, is er mee gekapt. Maar die hield er wel mooi vijf mille in de maand schoon aan over. Oh, zegt hij, en daarom is hij er zeker mee opgehouden. Daar kan ik enorm veel plezier aan hebben als ik zo word afgebluft. Kijk, ik wil verdienen en ik wil laten verdienen. Ik kan niet tegen gierige mensen. Ik was heel vroeger barkeeper in Noordwijk. Zat er elke avond zo'n echte rotmof, je weet wel, grote bek, schreeuwen, altijd gelijk, voor tachtig gulden verteren maar nooit een centje fooi. Ik zeg tegen mijn collega, die moesten we eigenlijk eens een lesje leren. Pas op, zegt hij, die ken ik, die stopt bij elke consumptie een lucifer in zijn zak om te kunnen zien of hij niet getild wordt. Mooi, denk ik. Ik vraag die mof een vuurtje. Nou, hij had zo'n gewoon doosje Hollandse lucifers. Ik naar de keuken. Ik zoek er een stuk of tien op, loop langs de bar, bots per ongeluk tegen hem aan en stop de lucifers in zijn jaszak. Bij het afrekenen zeg ik, dat is dan 98 gulden meneer. Dat kan niet, zegt hij. Ik zeg, toch is het zo. Hij zegt, ik heb lucifers in mijn zak gedaan. Ik zeg, haal ze er maar uit. Hij legt ze op de tafel en wordt zo wit als een doek. Ik tel ze en zeg hé, dan heb ik je nog vier consumpties te weinig berekend. Dat wordt dan in totaal 124,40".

De koersdag op Nootdorp, de laatste nu dit weekeinde Duindigt weer haar poorten opent, loopt op z'n eindje. Het bier heeft rijkelijk gevloeid, de gemoederen zijn verhit geraakt. Er wordt gesproken over superpaarden, die weet er daar een te staan, die daar een. Als je die koopt, dan loop je zo binnen. Later op weg naar huis, terwijl de zon bloedrood wegzakt achter de skyline van Den Haag, zegt dikke Karel dat hij redelijk verdiend heeft vandaag. Kom, zegt hij ook, zondag 1 april allemaal naar Duindigt, heel Den Haag, op zijn kosten en Wouter Raaphorst zal er lopen, de jockey is nog niet bekend, maar die verrader Davies komt nooit meer in het zadel van de Derbywinnaar. „Eerlijk", zegt Karel, „op mijn kosten, het is echt geen 1 april-grap". Wat bij navraag waar blijkt, zondag 1 april is Duindigt voor één keer voor het publiek gratis toegankelijk....

Karel's "finest moment":
Na de winst in de Derby leidt hij zijn Wouter Raaphorst
de winnaarsring van Duindigt binnen.
Jockey van dienst: Kevin Davies.



  terug naar boven

© Copyright Archief NDR


Submenu
Bibliotheek:

Archieven

Boeken

Periodieken

Stamboeken

Inhoud D&R

<Anecdotes