NDR


Hoofdmenu
Archief:

Home

Nieuws

Organisatie

Bibliotheek

Fototheek >

Videotheek

Museum

Geschiedenis

Renbaan Scheveningen


(Onderstaande tekst en jaartallen zijn met toestemming overgenomen uit het boek "Draf- en Renbanen in Nederland" van Durk Minkema.)

SCHEVENINGEN 1846-1848, 1851-1854
De jaren veertig van de 19de eeuw vormden een bloeiperiode voor de paardensport. De Sociëteit tot Aanmoediging der Verbetering van het Paardenras in Nederland, gesteund door de stad Den Haag, liet in de winter van 1845-1846 een 1600 meter lange en 30 meter brede baan aanleggen in de duinen van Scheveningen, 'hetgeen werk voor menig huisvader opleverde'.
De eerste wedrennen werden gehouden op 3 augustus 1846, op welke dag de heer J.P. Koens met zijn diligences en omnibussen bijna drieduizend toeschouwers vervoerde, terwijl het aantal particuliere rijtuigen op zeshonderd werd geschat. Op de Oude Scheveningse Weg was voor ƒ 300 aan tol van rijtuigen ontvangen. Rondom de renbaan waren tribunes en tenten neergezet en ook in de duinen er omheen zag het zwart van de mensen. Op het middenterrein van de renbaan deden Switsar, de pachter van het Badhuis, en de Haagse restaurateur Van der Pijl, goede zaken. Koning Willem II, de prins en prinses van Oranje en prins Alexander woonden de wedstrijden bij, waarbij vooral de Engelse volbloeds van laatstgenoemde triomfeerden, 's Avonds was er feest in Scheveningen met bal in het Badhuis, Paviljoen en Zeerust.
Naast rennen werden er ook harddraverijen georganiseerd. In 1848 vonden er na afloop van de wedrennen volksvermaken plaats, bestaande uit het beklimmen van masten, waarbij levensmiddelen te winnen waren en wedlopen voor Scheveningse meisjes met als prijzen zilveren en gouden hoofd- en halssieraden.
De Scheveningse renbaan lag in de duinen, ingesloten tussen de 'straat naar Badhuis' (de tegenwoordige Gevers Deynootweg) en de uit Den Haag komende 'straatweg naar Badhuis' (de tegenwoordige Badhuisweg). Verder vormden de tegenwoordige Badhuiskade en de Neptunusstraat de grens. Het terrein werd later volgebouwd met onooglijk lage huisjes, gedeeltelijk in de grond, omdat de huisjes niet hoger mochten zijn dan de straat breed was. De Renbaanstraat houdt de herinnering aan een glorieus verleden levend.

Bronnen. R. Blijstra: 's Gravenhage stad om de vijver. Amsterdam, 1964; Algemeen Handelsblad; Dagblad van 's Gravenhage; Opregte Haarlemsche Courant.

(tot zover het citaat uit het boek "Draf- en Renbanen in Nederland" )

Soerabaja

Boven: Schilderij van de renbaan te Scheveningen, in 1846
gemaakt door Karel (Charles) Rochussen.
(schilderijencollectie Rijksmuseum)


Soerabaja

Boven: Detail uit het schilderij daarboven,
met links de Koninklijke Tribune.


Soerabaja

De renbaan, gelegen in de duinen achter het strand van Scheveningen.
Dit schilderij is in 1846 gemaakt door Jozef Moerenhout.
(schilderijencollectie Haags Historisch Museum)
Josephus Jodocus Moerenhout (1801-1874) De Renbaan van Scheveningen (Coll. Wikimedia.org)
De Belgische schilder Josephus Jodocus Moerenhout schilderde in 1846
ook de nieuwe renbaan van Scheveningen. In zijn blikveld naar het
dorp Scheveningen stond de molen: "De Vriendschap". Rechts tegen
de rand van het schilderij, de tent van de hoofdtribune. De in Engelse
stijl geschilderde slanke paarden van Moerenhout staan op de renbaan
en worden gereed gemaakt voor de start van de race. In de verte is
de Oude Kerk van Scheveningen te zien en de koepel van Seinpostduin.
Onder het baldekijn met de 4 vlaggen erop, zit waarschijnlijk de
koninklijke familie. Het lijkt wel of Moerenhout een
duizendend-koppige menigte toeschouwer op het duin heeft geschilderd.


Soerabaja

Boven: Detail uit het schilderij daarboven,
met links de Koninklijke Tribune.


Soerabaja

Boven: Steendruk van Chr. van Lier met zicht op de voorkant
van de Koninklijke Tribune. (Rijks Prentenkabinet,
overgenomen uit het boek van Minkema)


Soerabaja

Boven: Het publiek bij de rennen te Scheveningen,
getekend 3 augustus 1846. We herkennen de molen en
de Koninklijke Tribune.


Soerabaja

Kadastrale terreinschets uit 1846 van de
Scheveningense renbaan, overgenomen uit
het boek van Minkema.


De schilders
Charles Rochussen (1814 - 1894) kwam uit een welgestelde familie en koos pas op relatief late leeftijd voor het schildersvak. Hij schilderde vooral scenes uit de Hollandse geschiedenis en soldatentaferelen, waarbij zijn grote kennis van historische costuums en uniformen hem goed van pas kwam. Ook koos hij als onderwerp het tijdverdrijf van de societykringen zoals de harddraverij, valkenjacht en zeilwedstrijden. Hij was ook een vaardig lithograaf en illustreerde vele boeken. Tentoonstellingen te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam.
Zijn werk is te vinden in Musea: Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam en het Rijksmuseum in Amsterdam.

Josephus Jodocus Moerenhout (Belg, 1801 - 1874). Opleiding in Antwerpen, woonde van 1831 tot 1853 in Den Haag.
Zijn werk is te vinden in Musea: Stedelijk en Rijksmuseum in Amsterdam en Gemeentemuseum Den Haag.


Op de website www.scheveningen1813-2013.nl vonden we onder de strandschilders de bovenstaande schilderijen en onderstaande tekst.

XVIII. DE RENBAAN TE SCHEVENINGEN.
Uit: Geschiedenis van Scheveningen Deel I (uit 1926),
door J.C. Vermaas

Scheveningen heeft in 1846 en volgende jaren in de onmiddellijke nabijheid van het dorp ook zijn wedrennen gehad. De "Sociëteit tot aanmoediging der verbetering van het Paardenras in Nederland" een vereeniging' in dien tijd opgericht, had de onderneming op touw gezet, daarbij gesteund door de leden van het Vorstelijk huis, door het Stedelijk bestuur en vele aanzienlijken uit den lande.
Voor renbaan had men gekozen het terrein, hierachter aangeduid en met behulp van die schetsteekening is het nu nog gemakkeliik na te gaan waar de baan was aangelegd. Men zal tevergeefs zoeken naar het Kanaal; dat kanaal reikte toen nog niet tot Scheveningen.

De eerste wedren werd gehouden 3 Augustus 1846. Aan verschillende bronnen ontleenen wij het volgende:

Reeds vroeg in den morgen van dien dag stroomde een aanzienlijke menigte naar Scheveningen om getuige te zijn van deze "nieuwigheld", welke uit Engeland en Frankrijk tot ons was gekomen. De renbaan leverde al spoedig een eigenaardig schouwspel. Aan alle zijden waren tribunes en tenten opgeslagen. In het midden en rondom de baan, wemelde het van equipages, ruiters en voetgangers. Heel de duinenrij in den omtrek was met menschen als bezaaid.

Van stadswege waren er drie tribunes opgeslagen, waarvan één voor de Koninklijke familie. Ook het terrein bij den molen van Burgersdijk, genaamd "de Vriendschap" gaf een goed kijkje. Op den Gromweg (thans Neptunusstraat) waren stellages getimmerd, waar men voor eenige centen een goede plaats had. In het midden van het renperk had Switsar, de pachter van het Badhuis, een ververschingstent opgeslagen en de Haagsche restaurateur Van der Pijl was er ook.

Na aankomst van den Koning (Willem II), den prins en de prinses van Oranje (later Willem III en Sophie), en prins Alexander met gevolg, begon de wedstrijd.

De jury bestond uit Jhr. A. L. van Heteren Gevers, voorzitter, Jhr. W. F. Tindal, J. H. baron van Zuylen van Nyevelt van de Schaffelaar, Jhr. Deutz van Assendelft, W. P. van Lennep, Jhr. H. Verhuell en H. P. van Heukelom.
De voshengst Urbano van prins Alexander won den eersten prijs door de stad 's-Gravenhage uitgeloofd en legde de baan af in 3 min. 36 sec. Ook bij de volgende rennen wonnen paarden van den prins, vooral Generaal, vosruin, en Tonny, een Engelsche volbloed voshengst.
Prins Alexander, die later in 1848 te Madera overleed, woonde na afloop het banket in het Badhuis bij, waar 's avonds de grenadierskapel speelde; op Zeerust lieten de lanciers zich hooren. Het Paviljoen was geïllumineerd en door den prins van Oranje, werd daarin een danspartij gegeven. Ook in het Badhuis was bal.
Geheel Scheveningen vierde mede feest op den dag en ook 's avonds. Aan de badplaats hebben de wedrennen toen buiten onze grenzen een niet geringe bekendheid verleend, welke op het latere vreemdelingenbezoek een gunstigen invloed heeft uitgeoefend.

Een paar jaren later, den 12den Juli 1848 vonden de jaarliJksche wedrennen te Scheveningen reeds veel meer belangstelling dan in 1846 wat op te maken is uit het volgende programma, uitgeschreven door het Stedelijke bestuur van 's-Gravenhage.
1. Wedren voor paarden, van alle landen, rassen en ouderdom; prijs Fl 500.- aangeboden door de Stad 's-Gravenhage.
2. Drie premiën, elk van Fl 100.-, aangeboden door de provincie Zuid-Holland, voor de beste inlandsche merries met haar veulens. De veulens getrokken uit de volbloed hengsten der Koninklijke stoeterij te Borkulo.
3. Wedren; prijs Fl 500.-, aangeboden door prins Frederik der Nederlanden.
4. Heeren-wedren (Poule).
5. Ingespannen paarden; prijs Fl 300.- van de "Sociëteit tot aanmoediging der verbetering van het Paardenras in Nederland."
6. Wedren van inlandsche driejarige paarden; prijs Fl 1200.- gegeven door den Koning.
7. Harddraverij op de oude wijze; prijs Fl 300.-, aangeboden door de Provincie Zuid-Holland.
8. Boeren-rit; prijs een stuk zilverwerk, aangeboden door de Stad 's-Gravenhage.
9. Wedren van tweejarige paarden; prijs Fl 400.- gegeven door den Prins van Oranje.

Na afloop van de rennen werd de baan beschikbaar gesteld voor hardloopen of harddraverijen om onderlinge weddenschappen (matches), mits na goedkeuring der jury.
Denzelfden dag werden ook volksvermakelijkheden gegeven bij het Badhuis. Daar was het programma:
1. Mât de Cocagne. Prijzen: twee hammen, twee stukken rookvleesch, twee zijden spek, twee kinnebakshammen, vier saucises de Boulogne.
2. Wedloop van Scheveningsche meisjes. Eerste prijs een zilveren hoofdijzer met gouden stukken, spelden en muts; tweede prijs, een paar gouden oorbellen.
3. Mât de cocagne. Zilveren prijzen: twee sigarenkokers; twee tabaksdoozen, twee snuifdoozen, twee horloges, twee horlogekettingen met cachetten, enz.
4. Wedloop van vrouwen in zakken. Eerste prijs: een koralen halsketting met gouden slot, tweede prijs, een paar gouden oorbellen.

Het Dagblad van 's-Gravenhage van 14 Juli schreef: Ontelbaar was wederom de menigte, welke zoowel te voet en te paard als in rijtuigen gezeten of in tribunes geplaatst, zich daar vereenigd had, om van het feest getuigen te zijn, dat door Z. K. H. prins Frederik werd bijgewoond.

De omnibus en diligence-onderneming van de firma Koens, vervoerde ruim 3000 personen.

Soerabaja

Boven: Diligence op weg naar de rennen te Scheveningen.

Soerabaja

Boven: Paardentram op weg naar de rennen te Scheveningen.

De neergang
Maar de wedrennen te Scheveningen hadden toen het toppunt van hun glorie bereikt.
In 1853 werd door de Sociëteit hier boven genoemd nog een wedstrijd uitgeschreven voor den 26n Juli; doch het geheele programma bevatte niet meer dan drie hoofdnummers: 1° een wedren, 2 een harddraverij, en 3 een Pat of Poule. Voor het eerste en derde nummer waren ieder slechts vijf paarden ingeschreven, hoewel voor den wedren prins Frederik Fl 1200.- had uitgeloofd, Voor het tweede nummer: de harddraverij was geen voldoend aantal deelnemers.

En zoo gingen de Scheveningsche wedrennen te niet en van de renbaan zelf was na eenige jaren weinig meer te bespeuren. De naam Renbaanstraat alleen brengt ons nog in herinnering, dat er weleer te Scheveningen gerend is.


Hieronder een artikel over wedrennen te Scheveningen, geplaatst in "Paardesport in ren en draf" nr. 33 van 11-06-1968, geschreven door Wouter Slob.

Paardenrennen hebben zich in ons land nooit goed kunnen inburgeren. Ons land is nooit een land geweest, waar men veel aan de grote paardensport deed, zoals buiten onze grenzen. Daaronder moest men vroeger verstaan het jachtrijden vooral, dat uiteraard een privilege was van de adel en later ook nog van de aanzienlijke burgerij. Ruitersport, zoals wij die tegenwoordig kennen, bestond vroeger niet. Althans niet in Europa. In Azie heeft men echter al eeuwen geleden polo-te-paard gespeeld en tal van andere ruiterspelen beoefend. Zeker ook het galopperen op gezadelde en ongezadelde paarden om het snelst. We noemen dat tegenwoordig ren-rijden". Het stond reeds op de programma's der oudste Olympische Spelen.

In Europa zou men de riddertoernooien der middeleeuwen en de daaruit min of meer ontstane boerse ringstekerijen, het wrede ganstrekken en het kat knuppelen kunnen noemen. Maar daar bleef het dan wel bij.

Ons land was enerzijds te dicht bevolkt, anderzijds landschappelijk ongeschikt om er de parforce-jacht te beoefenen. Hoe zou men dat in ons polderland met z'n ten dele drassige bodem en vele dijken, vaarten en sloten moeten doen? Allleen de Veluwe was er geschikt voor en daar heeft dan ook menige snelle jacht plaatsgevonden. Vooral de jong gestorven Stadhouder Willem II en zijn zoon, de koning-stadhouder Willem III, hebben de Veluwe als terrein, bij uitstek geschikt voor de jacht te paard, grote bekendheid gegeven. Maar het bleef daarbij. Onze schilderijenverzamelingen bevatten vrijwel geen jachttaferelen, zoals men ze bij tientallen vooral in de Engelse collecties aantreft.

Natuurlijk reed men hier te paard, omdat het paard een gemakkelijk en snel vervoermiddel was. Maar dat is nu eenmaal iets anders dan "sport". Bovendien voelde men hier meer voor harddraven. Dat kan men ook op de smalle wegen in het polderland doen en zelfs op de kronkelige dijken als dat zo uitkwam. De harddraverijen hebben van Nederland uit hun weg over tal van andere landen gevonden.

Toen hier deze wedstrijden als volksvermaak in zwang kwamen begon men in Engeland te rennen. Dus om het snelst te rijden in galop. Behalve dat een en ander plaatsvond in een andere gang, was er nog een belangrijk verschil: meestal ging men zo'n renwedstrijd aan omdat er gewed was wie het snelste paard had. In Nederland is ook wel gewed, maar daarvan vertellen ons de analen eigenlijk weinig of niets. Hier word geharddraafd om de eer en om een of meer prijzen, zoals gouden zwepen, zilveren zwepen, zilveren koffiekannen e.d. Ook wel om een buidel met goud- of zilverstukken.

Het rennen met als reden een gesloten weddenschap - vandaar het woord „wedrennen" - nam hand over hand toe in Engeland en de paardeneigenaren wisten precies welke paarden het snelst waren. Met die paarden gingen zij fokken om op die manier op den duur te kunnen beschikken over steeds snellere paarden. Zo ontstond de z.g. Volbloedfokkerij, welke tegenwoordig de snelste galoppeurs aan alle renbanen en fokkerijen der wereld levert.
In ons land is het vooral koning Willem II geweest, die de stoot heeft gegeven tot het invoeren van wedrennen hier te lande en het in het leven roepen van een Volbloedfokkerij, waartoe hij Engelse Volbloedpaarden ter beschikking had en de hengsten ook ten dienste van derden stelde.
Er werd mede door zijn aanmoediging gesticht 'n „Societeit ter bevordering van de veredeling van het paardenras in het Koninkrijk der Nederlanden". Deze societeit stelde zich ten doel edele paarden te registreren en wedstrijden te organiseren. Tot dit laatste doel had zij renbanen nodig, welke dan ook in verschillende plaatsen werden aangelegd o.a. te Scheveningen. Men moet zich zo'n renbaan uit de vorige eeuw echter niet zo voorstellen als die, welke wij tegenwoordig kennen. Veelal werd gebruik gemaakt van heidevelden of andere „woeste gronden", welke enigszins gelijk werden gemaakt. Van een afrastering was geen sprake.
Om het publiek van de baan te houden werd de hulp ingeroepen van bereden militairen (dragonders of marechaussee). Er was een klein hoog opgetrokken huisje aan het einde der baan waarin de scheidsrechters plaats namen en verder werd er voor de „upper ten" tijdelijk een tribune gebouwd. Een klene tribune, want de „upper ten" was niet zo uitgebreid.
Omdat de koning belang stelde in het renwezen en de koninklijke prinsen of zelf meereden of hun paarden lieten meelopen, wilde de aristocratie gaarne van de partij zijn. Velen van hen waren dan ook lid van de ook wel genoemde „Velzer Societeit".

Van alle aldus ontstane renbanen is die te Scheveningen misschien wel de beste en bloeiendste geweest. In de „Geschiedenis van Scheveningen" (1826, uitg. Die Haghe) vertelt Vermaas ons iets over deze renbaan en wat er alzo op gebeurde. (zie artikel hierboven)

Uit een „Kadastrale terreinschets" van 1846 blijkt, dat de lengte van de baan 1700 Nederlandse ellen (1700 m) was en haar breedte 30 ellen. Zij lag ingesloten tussen de „straat naar Badhuis' (Gevers Deynootweg) en de uit Den Haag komende „straatweg naar Badhuis" (tegenwoordige Badhuisweg) en wel als min of meer ellipsvormige baan.

Er is in het gemeente-archief van Den Haag een aardige steendruk te vinden, waarop men een fraaie tribune ziet afgebeeld met de koninklijke loge, waarboven een gekroonde W (van Willem). Deze prent is van de hand van Chr. van Lier. In 1846 werden er de eerste rennen gelopen. De „Societeit" schreef deze uit en 't geheel werd gesteund door de leden van 't Koninklijk Huis, 't stedelijk bestuur en vele aanzienlijken in den lande, zoals men toen vermeldde.
De eerste rendag viel op 3 augustus en werd omschreven als nieuwigheid over gekomen uit Engeland en Frankrijk".
De renbaan leverde al spoedig een eigenaardig schouwspel. Aan alle zijden waren tribunes en tenten opgeslagen. In het midden en rondom de baan wemelde het van equipages, ruiters en voetgangers. Heel de duinenrij in de omtrek was met mensen bezaaid. Van stadswege waren er drie tribunes opgeslagen, waarvan één voor de koninklijke familie.

Na aankomst van de koning, de prins en de prinses van Oranje (de latere Willem III en zijn vrouw - Slob) en prins Alexander (zoon van Willem II - Slob) met gevolg, begon de wedstrijd. En dat werd een groot succes.

Dat succes heeft er toe geleid, dat volgend jaar er drie dagen achtereen rennen werden gehouden. Aan een concept-programma in het Huis-archief ontlenen we dat waardevolle prijzen werden uitgeloofd. Op de eerste dag een zilveren vaas ter waarde van 1900 gulden (in 1847!) geschonken door de prins van Oranje (latere Willem II dus). Prins Alexander schonk voor de tweede ren duizend gulden en de Societeit voor de derde ren een gelijk bedrag.
Het programma vermeldde niet alleen rennen, doch ook de in Nederland zo geliefde draverijen. Daarvoor waren de prijzen echter aanzienlijk minder groot. De reeds genoemde prijs, uitgeloofd door prins Alexander, bestond uit de gelden door Z.K.H. in 1844 (?) behaald, aldus de archivalia.

In 1848 werden negen wedstrijden uitgeschreven. Het is niet duidelijk of deze in één dag werden verreden. Vermoedelijk niet, want, nadat de rennen gelopen waren stond de baan ter beschikking van de harddravers.

In dat jaar was de belangstelling blijkbaar nog altijd groot. Het Dagblad van 's-Gravenhage schreef: „Ontelbaar was wederom de menigte welke zowel te voet als te paard als in rijtuigen gezeten of in tribunes geplaatst, zich daar verenigd had om van het feit getuige te zijn, dat door Z.K.H. prins Frederik werd bijgewoond. De omnibus en diligence-onderneming van de Firma Koens vervoerde ruim 3000 personen."

Maar de wedrennen te Scheveningen hadden toen het hoogtepunt van hun glorie wel bereikt. Van paardesportdagen in de jaren 1849 t/m 1852 hebben we niets kunnen vinden. In 1853 schreef de Societeit nog eens een dag uit, doch het programma vermeldde niet meer dan drie hoofdnummers: een ren, een draverij en een pot of poule. Voor het eerste en laatste nummer waren slechts vijf paarden aangemeld, hoewel prins Frederik voor de ren een prijs van 1200 gulden had uitgeloofd. Zelfs voor de draverijen waren onvoldoende aangiften binnengekomen. „En zo gingen de Scheveningse wedrennen te niet en van de renbaan zelf was na enige jaren weinig meer te bespeuren. De naam Renbaanstraat alleen brengt ons nog in herinnering, dat er weleer te Scheveningen gerend is", aldus genoemde courant.

Het schijnt, dat de Societeit, welke toen de drijvende organisatie was, in 1861 werd opgeheven. Een ander bericht stelt het besluit tot opheffing echter een jaar later. Vast staat wel, dat er in de jaren vijftig weinig meer van de Societeit uitging. Koning Willem II was overleden, evenals prins Alexander, terwijl de inmiddels koning geworden prins van Oranje in die kwalitatt heel wat minder activiteit aan de dag legde voor de paardesport dan toen hij nog niet met de regering was belast.
Het zou tot in de jaren tachtig (van de 19e eeuw) duren voordat in de Residentie weer rennen gehouden zouden worden.




  terug naar boven

© Copyright Archief NDR


Submenu
Fototheek:

Paarden

Koersen

Mensen

< Renbanen

Diverse