Op een andere pagina staat een door Durk Minkema geschreven artikel
over de Siderius-pikeurs. Onderaan deze pagina staat een link hier naartoe.
Hieronder een artikel van Wim Hornman uit het Boek "Hoop en
Glorie in de drafsport", uitgegeven in 1980. Het artikel was al eerder gepubliceerd in
Paardensport nr. 45-1979. Het is een verslag van een lang gesprek
met Appie Siderius.
Titel "De laatste der paarden-Siderius"
Als je Abe Siderius zegt, de laatste paardetelg uit het roemruchte
Friese pikeursgeslacht, noem je onmiddellijk daarna de namen van
twee befaamde dravers uit de jaren vijftig en zestig, Olga Pluto
en Carlos Pluto, een merrie en een hengst, die door hun bijna ongelooflijke
prestaties de naam Siderius een gouden klank hebben gegeven. Abe
Siderius, voor zijn vrienden Appie, wordt volgend jaar (1980) maart vijf-en-zestig,
heeft geen paarden meer, maar wel duiven en het is hem niet aan
te zien dat hij op zijn zestigste voor 80 tot 100% lichamelijk werd
afgekeurd, zodat hij zijn intensieve en aantrekkelijke baan als
bedrijfsleider van Fortuna Hoeve eraan moest geven.
Abe Siderius.
"Als u over de drafsport begint", zegt Abe Siderius,
nadat hij zijn lange, magere lichaam in een stoel gehesen heeft,
"zit u morgenvroeg om zeven uur nog hier, want daar raak ik nooit
over uitgepraat."
Dat blijkt de eerstvolgende uren ook wel degelijk. Als we hem zo
gehoord hebben, blijkt hij een trainer te zijn geweest, waarvan
men in die jaren telkens kon zeggen: "Terug van weggeweest." Ineens
was Abe Siderius er niet meer. Er was een leegte op de banen. Er
werd gefluisterd dat het met hem afgelopen was en dan ineens duikt
zijn naam in het programma weer op en wint hij de ene koers na de
andere. Het levenspad van Abe Siderius is niet over rozen gegaan
en daar komt hij rond voor uit.
"Weet u hoe het vroeger was, zo'n jaar of dertig geleden? Toen heersten
de bookmakers nog op de banen en de drafsport kreeg daardoor een
slechte naam. Maar ik zal u één ding vertellen. Als
je in die tijd honderd pikeurs op hun kop had gezet, dan vielen
er nog geen vijf rijksdaalders uit hun broekzakken, want we waren
allemaal gesjochten."
Desondanks kon hij het niet laten, want hij stamde nu eenmaal uit
een vermaarde paardesportfamilie. De namen van Marten en Johannes
Siderius worden door kenners altijd nog met eerbied genoemd. Zijn vader Johannes
was op zijn beurt warm gemaakt door diens vader Abe, die op 18 juni
1880 op de Wilhelminabaan in Leeuwarden de Gouden Zweep won. Logisch,
dat de jonge Appie, een schat van ervaring meekreeg.
"Als leerling-pikeur had je altijd moeilijkheden met die gesp van
de staartriem, want dan moesten die twee fazantjes erdoor en dat
moest precies gebeuren, anders lukte het niet. Ik ging toen als
14-jarige de kermisdraverijen af, draven onder de man en dat noemden
we in Friesland dubbele hitten. Maar een paar jaar later ging ik
met mijn vader naar Alkmaar. Ik keek naar de tribune en was helemaal
onder de indruk. Voorzitter Olie was een hele potentaat. Dat starten
was in die tijd heel anders dan nu. Je moest elk bij je rode vlag
gaan staan en dan schoot Olie met zijn startpistool. Maar mijn vader
stond achter hem en voordat Olie geschoten had, gaf vader me een
knikje en weg was ik. Nou, dan moest ik bij Olie komen en dan voelde
je je als een soldaat voor zijn generaal, want geloof me, hij had
de wind eronder. Dan begon hij me stijf te vloeken, zoiets van (in
het nette dan): "Verdomme, weer een Siderius die me probeert
te belazeren. Nou moet je eens goed naar me luisteren, verrekte
snotaap. Je draait bij je vlag zoals het behoort en je start als
ik het zeg. Als ik verdomme weer zoiets zie dan laat ik je de andere
kant uitgaan. Heb je dat begrepen?" Maar als we dan gestart
waren, liep vader naar de middenbaan - dat mocht toen nog - en als
ik harder of langzamer moest, stak hij op een bepaalde manier zijn
vinger omhoog of omlaag, en o wee als ik niet keek."
In die eerste
jaren zal Abe Siderius wel niet gedacht hebben dat hij eens
en dat in goed bedoelde zin een zwerver in de draverswereld
zou worden. Maar zijn levensgeschiedenis liegt er niet om. Eerst
bij zijn vader; als 18-jarige in dienst bij Henny de Vries, die
toen in Oranjewoud tal van paarden uit de Verenigde Staten importeerde.
Later werkte hij bij Van der Veen in Hardegarijp. Weer later bij
Jo Smit in Groningen - u weet wel, de man van de legendarische hengst
Quicksilver S. Tot in de tweede wereldoorlog was de heer Smit zijn
werkgever. Direct na de bevrijding begon hij voor zichzelf als trainer-pikeur
in Noordlaren en had o.a. in de stayer Hanover T een grote troef,
maar ook met de paarden van de heer Mellema, Jimmy McGregor en Hollandia,
Hanover K en natuurlijk Olga Pluto.
Van Noordlaren ging het naar Groningen, waar hij 24 paarden in training
had waaronder de bekende Nora Spencer. Nog was de Fries niet tevreden,
want via een paar jaar Hilversum werd Baarlo bij Venlo zijn domein,
maar ondanks Carlos Pluto mislukte dat. Tenslotte kwam hij op de
Fortuna Hoeve terecht en daar zou hij zijn carrière als pikeur
wegens gezondheidsredenen tegen zijn zin moeten beëindigen.
En nu? Herinneringen aan een turbulent leven, aan honderden paarden,
die hij getraind heeft, aan glorieuze successen, maar ook aan bittere
teleurstellingen. Toch kan hij nog altijd relativeren, ondanks alles
wat het leven hem, misschien wel door zichzelf, heeft aangedaan.
Dat is ook gemakkelijk in zekere zin als telkens weer twee namen
genoemd kunnen worden: Olga Pluto en Carlos Pluto. Omdat hij die
zo vaak noemt, met het applaus van het publiek misschien nog in
zijn oren, vragen we, dringen we aan, proberen we uit te diepen,
want tenslotte is Abe Siderius het verlengstuk van Olga Pluto en
Carlos Pluto, omdat hij ze meter voor meter heeft getraind, ze heeft
verzorgd en vertroeteld.
Als we in die gezellige kamer daar in Pesse op dat punt zijn aangekomen,
proberen we door te breken tot de bron, de training en dat is eigenlijk
al een verhaal apart. Toen de eigenaar met Olga bij me kwam en ik
haar al een beetje wegwijs had gemaakt, zei ik tegen hem: "Nu
moet u eens goed naar me luisteren. Laten we eens verstandig met
elkaar praten. Ik wil wel met dat paard rijden, maar ik doe het
niet, want het is niet sterk genoeg. Het wordt wel een klassepaard,
dat kan ik u verzekeren. Als u vertrouwen in me hebt, doen we het
volgende: Ik zal haar goed beleren en dan komt ze weer bij u terug.
U moet goed op haar passen en dan moet u haar in februari weer terugsturen.
Dat heeft de man ook gedaan. In april 1950 kwam ik voor de eerste
maal in Alkmaar in een klein veld met haar uit in een koers voor
beginnelingen en zij kwam niet verder dan de derde plaats. Dat bescheiden
begin van de toen nog slungelige Olga was werkelijk niet groots.
Ze "zette zo hier en daar een been" zoals dat in koerstaai
heet, maar van geweldige capaciteiten gaf zij geen blijk. Maar ik
wist dat ze die bezat, dus ging ik verder met de training. Ik probeerde
een goed koerspaard van haar te maken en daar heb je gewoon geduld
voor nodig. Haar prestaties verbeterden zienderogen. In februari
een kilometertijd van 1.50, in april 1.40 en nog wat later 1.35.
Maar ik kende ook haar kwaliteiten. Ze was braaf, had karakter,
veel exterieur, maar je moest haar in de koersen wel een beetje
aan de praat houden, want van nature was ze geen vechter. Ze had
ook altijd honger. Ze kreeg alles van me, zelfs zes eitjes per dag.
En toen kwam de Derby. We kregen 's morgens eerst een keuring op
Duindigt. Jan Wagenaar was er met O Nelly Zora, dan natuurlijk O
Marijke en al die oudjes. Kees Meinardi van het stamboek jureerde.
Om een lang verhaal kort te maken, Olga Pluto werd als de mooiste
merrie uitverkozen en Jan Wagenaar werd zo verschrikkelijk boos
dat hij O Nelly Zora uit de koers haalde, die daarop weer prompt
ruzie kreeg met Meinardi. Martin Vergay zat er ook in met zijn paard
Oriënt Expresse. We startten en ik moet zeggen dat Olga Pluto
aan de overkant niet zo best draafde. Maar je moest altijd voorzichtig
met haar zijn, want het was een heel aparte merrie. Als ze te hard
ging en ik nam haar terug dan begon ze uit protest te springen.
Enfin, dat hebben we samen ook overleefd en zo komt het laatste
rechte eind. Ik laat haar gaan en zij vloog vooruit en won de Derby
in de snelste tijd die er tot dan ooit was gedraafd, 1.28.3.
Boven: Olga Pluto en Abe Siderius winnen de Derby.
Terecht was er in dat jaar kritiek op haar drafmanieren,
maar met het vorderen van het seizoen werd dit beter." Er trekt
een grijns op het gezicht van Abe Siderius: "Zo'n Derby winnen vergeet
je nooit meer, maar het publiek ziet alleen de buitenkant ervan.
Eerst de spanning, daarna het winnen, vervolgens de huldiging. Maar
ik zal u nu - eindelijk kan dat na 29 jaar - eens de achtergrond
vertellen.
Ik kwam die avond thuis met twee dronken kerels, de eigenaar en
nog iemand anders. Tevoren had ik mijn vrouw opgebeld en gezegd:
"Zet maar van alles op tafel, ook vlees van het varken wat
we net geslacht hebben." Toen we eenmaal zaten, zei de eigenaar
en dat was een man met een kleine portemonnaie:
"Siderius, we moeten afrekenen" en hij gaf me een briefje
van duizend gulden. Om dit verhaal goed te begrijpen, moet u weten
dat de Derby-winnaar 3.000, kreeg, waarvan er duizend
naar mij ging. Ik zei: "Neen, je vergist je. Ik moet f 2.000,
hebben, want hij stond nog f 1.875, bij mij in het krijt.
Nou hij legde er een briefje van duizend bij en dat heb ik toen
haastig van tafel gegrisd, bang dat hij het terug zou nemen. Vervolgens
heb ik hem een schuldbekentenis laten tekenen voor de overige f
875, . Zo ging dat toen en daarom is die regeling dat het
aandeel van het prijzengeld van pikeur of trainer rechtstreeks op
diens giro- of bankrekening wordt gestort een zegen en hulde aan
de N.D.R. en de V.D.R.P., die dit hebben mogelijk gemaakt."
Abe Siderius kan nu niet meer ophouden, hij wil verder vertellen,
alles vertellen alsof hij zijn hele leven in één avond
wil etaleren. En terwijl hij dat doet, krijgen we zelfs de neiging
om af en toe te applaudisseren voor die brave, dappere Olga, die
zo sterk was, dat het wel leek, zoals de kranten van toen schreven,
alsof ze bij Krupp uit staal gemaakt was. In 1951 was zij weer als
één van de eersten van de partij en wel in Alkmaar,
en zelfs met een overwinning. Zij werd eerste in de Holland-België-match,
derde in de Grote Prijs van Nederland. Gespaard werd zij niet, want
zelfs het Kampioenschap van Nederland bracht haar tussen de oudere
cracks. Alleen Illustre Hanover had het gepresteerd om in 1945 als
vierjarige dit nummer te winnen, maar een Olga... Veel geloof hechtte
men er niet aan. Maar het liep anders uit, want juist in dit kampioenschap
vormden haar kracht en moed een mengsel dat uit louter explosieven
scheen te bestaan. Het ontplofte ook nog in de bikkelharde strijd
tussen haar en Kievit S. De kleine Kievit S leidde duizend meter,
zelfs tweeduizend meter, maar de onverstoorbare Olga viel maar aan,
nog eens en nog eens en zo kwam in de laatste bocht bij Mereveld
de finale ineenstorting van Kievit S, die tegen deze kracht en strijdlust
niet opgewassen bleek.
Boven: Olga Pluto en Abe Siderius winnen
het Kampioenschap van Nederland.
Boven: Olga Pluto, wordt hier vol trots getoond door haar
trainer/pikeur Abe (Appie) Siderius. Hij is gekleed volgens de
laatste mode van toen, met zogenaamde "drollenvanger"-broek.
De pijpen hiervan waren onderaan dichtgesnoerd.
Dit was Olga op haar best, die toen al de wondermerrie
heette. In 1952 werd zij derde in het Kampioenschap Nederlandse
Paarden en opnieuw eerste in de Holland-België-match. Drachtig
van Calumet Erebus ging zij vroeg op stal, na eerst nog in Zweden
twee heats te hebben gelopen, waarbij zij haar record verbeterde
tot 1.20.4. De opvoeding van haar eersteling was kennelijk een tijdrovende
zaak, want in 1953 hoorde niemand iets van haar. In 1954 kwam een
herboren merrie zich opnieuw mengen in het strijdtoneel. Tweede
in het Kampioenschap Nederlandse Paarden, derde in het Kampioenschap
van Nederland en eerste in de Grote Jubileumprijs van Hilversum,
waar zij zichzelf overtrof en als snelste tijd 1.20.3 liet afdrukken.
In 1955 bracht zij haar tweede veulen en nu van The Saint. 'Wish
You Were Here' werd het gedoopt, waarna Olga Pluto op de E55-tentoonstelling
met haar liep te pronken. Hierop volgden weer zes achteropeenvolgende
overwinningen, die waren het sluitstuk van haar prachtige carrière.
Vijftig maal kwam zij aan de start om daarvan negentien keer te
winnen. Zij won de Derby, het Kampioenschap Nederlandse Paarden
en werd winnaar van het Winter-kampioenschap. Na Vincennes, waar
zij geen succes behaalde, ging zij voorgoed de fokkerij in en Abe
Siderius was het paard kwijt waaraan hij zoveel plezier had beleefd.
"Olga, ja", zegt Abe Siderius nu bij hem thuis en het is of de tijd
even heeft stil gestaan. "Ik ging haar regelmatig bezoeken als er
weer een veulen geboren werd en we probeerden in dat kleine dier
dan dezelfde eigenschappen te zoeken die Olga vroeger bezat. Maar
het hielp niet tot ik in 1961 een hengstveulen aantrof, genaamd
Carlos. Ik bleef bijna verlamd staan, omdat ik op datzelfde ogenblik
wist dat dat het was. Het was een soort liefde op het eerste gezicht,
als u begrijpt wat ik bedoel. Op mijn advies heeft de heer Schoonderwoerd
van de Fortune Hoeve hem toen aangekocht en later kwam hij daar
ook. Carlos was, net als zijn moeder, een geweldige eter, vandaar
dat de hengst ook op de lange afstand een reus was. Hij startte
alleen maar in de grote draverijen. Hij was intelligent en je kon
bijna gewoon met hem praten. Hij won tweemaal de Gouden Zweep, in
1966 en 1967, de Sterrensprintersprijs in Hilversum, Merevelds
Mijlrecord, Ralleyprijs in Almaar, te veel om op te noemen.
Boven: Appie Siderius met de crack Carlos Pluto.
Boven: Carlos Pluto (1e) met Abe Siderius gaat reeds aan de leiding
voor Duchesse Mac (5e) in het Kampioenschap van Duindigt 1968.
Vanwege het internationale klasseveld kan dit als zijn
belangrijkste overwinning worden beschouwd.
Boven: Appie Siderius wordt gehuldigd na zijn overwinning met
Carlos Pluto in het Kampioenschap van Duindigt in 1968,
met een eerste prijs van 27.500 gulden.
Links dhr. en mevr. Schoonderwoerd, midden Herman van der Pol,
namens de NDR.
Boven: Gouden Zweep 1966 te Mereveld. Carlos Pluto en Appie Siderius
tijdens de overhandiging van de Gouden Zweep door Prins Bernhard.
Links staat de mede-eigenaar Joop Schoonderwoerd en voor hem
de andere eigenaar Houben.
Let op: Bovenstaande foto mag alleen worden gebruikt voor
niet-commerciële doeleinden en dan moet dit erbij staan:
ANP Photo (1966) / Foto: Peter van Soest, gelicenseerd onder:
Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken 4.0 Licentie.
Later werd Carlos Pluto minder. Hij kreeg last van
zijn longen en op zekere dag zei de dokter: "Hij is naar Frankrijk
geweest, heeft daar een neusbloeding gehad en toen is het longweefsel
aangetast. Bij elke neusbloeding gaat er wel een stukje af. Het
spijt me, Siderius, maar het is met Carlos afgelopen."
Ik dacht dat ik door de grond ging op de Fortuna-Hoeve, maar later
zou ik zo'n opmerking, misschien een beetje optimistischer, over
mezelf moeten horen, ook over mijn longen, van een andere arts.
Toen leek het me of de geschiedenis zich herhaalde.'
Abe Siderius
zwijgt, zijn vrouw schenkt wat in, maar hij blijft zwijgen, kijkende
naar de foto van Carlos Pluto aan de wand, misschien omdat de herinnering
teveel wordt.
Maar dan ineens heft hij zijn glas op. Zijn stem is heel rustig
nu.
"Ik heb wat oude boeken van mijn grootvader opgezocht en met de
recepten, die ik daarin vond, ben ik aan het werk gegaan. En waarachtig,
hij knapte op. Langs de hoeve hadden we toen een weggetje van 300
meter en daar ben ik met hem weer in training gegaan, heel langzaam,
heel voorzichtig met de chronometer in de hand. Het ging als een
klok en ineens zag ik dat hij 17 liep. Ik denk, dat klopt niet,
maar bij herhaling bleek het toch het geval te zijn. Telkens 17.
Toen op 22 maart 1970 de Grote Prijs van de Stad Utrecht werd verreden,
heb ik hem ingeschreven. Schoonderwoerd, sportief als hij was, vond
het goed. Die prijs won ik op mijn verjaardag. Ik vergeet het nooit.
Later werd hij derde achter Loring Hanover in de Grote Prijs van
Nederland in Groningen en het jaar daarop werd het minder, ook weer
met zijn longen en hebben we hem op rust gezet. Ook weer hetzelfde
als met mij nu. Ik weet nu eigenlijk pas goed wat het is om met
rust te gaan. Je gaat natuurlijk financieel achteruit, maar dat
was niet eens het ergste. Ik was zestig. Ik weet nog goed dat ik
dat eerste jaar over straat liep en me niets meer dan een nummer
voelde. Ik vroeg me telkens weer af wat ik eigenlijk voor een vent
was.
Er is niets ergers dan je uitgeschakeld te voelen. Daar ga je aan
kapot. Ergens was je een beetje geestelijk gestoord, maar dankzij
mijn vrouw ben ik er overheengekomen, al moet ik zeggen dat ik nog
wel eens slechte dagen heb. Dan ga ik om negen uur naar bed en dan
voel ik me benauwd. Gelukkig ga ik elk jaar voor de paarden van
de heer Spoelder zorgen. Dan gaat mijn vrouw mee en dan verlossen
we samen zelfs veulens. Heerlijk is dat. Je voelt je dan weer zo'n
beetje thuis. U moet niet vergeten dat ik heel mijn leven met paarden
ben omgegaan. Dat was boxen schoonhouden, bandageren, poetsen, rijden,
maar vooral het karakter van het paard bestuderen. Dat is het belangrijkste.
En denk er dan aan dat je het nooit te vroeg voor de wagen zet.
Je moet ze eerst goed stuurwijs hebben. En met paarden is het net
als met kinderen: Het ene leert snel. Het andere wat langzamer.
En dan komt dat woordje ...geduld... Ik zal u een paard noemen -
en natuurlijk heb ik er tientallen vergeten - dat was Zéfa, daar
won ik de Sweepstakes mee. Toen ze bij mij op stal kwam, stond ze
te rillen in de box als ik de deur maar openmaakte. Vreselijk was
dat. Ze sprong zowat tegen de muur omhoog. En wat deed ik. Ik gooide
wel vijftig keer per dag die boxdeur open en begon dan met haar
te praten, maar niet één dag, neen, weken. Tenslotte
kalmeerde ze. Toen ben ik haar heel voorzichtig aan het beleren
gegaan en heb met Freek Eerenberg en met Jan van Buytene het paardje
voor de sulky gezet. Heel voorzichtig. Geen woorden als "bok...vooruit...geit...,
want ook het paard hoort de onvriendelijkheid van die woorden. Dat
soort schelden hoor je tegenwoordig te veel, dat zal wel liggen
aan de agressiviteit van onze hedendaagse maatschappij, maar ik
keur het af. In mijn tijd zou het niet gebeuren.
Boven: Zefa wint hier met A. Siderius de Bona Dea Wilkes J-prijs
op 12-3-1961.
Wat in mijn tijd wél gebeurde was het volgende. Ik moest
in een 3200 meter koers starten met wijlen Leendert Kooistra's prachtige
stayer Nelly Duffy. Een zware opgaaf. Nelly stond liefst 160 meter
achter de koppaarden en moest aan de grote favoriet Epinard III
nog 40 meter geven en bovendien lag er sneeuw die onder de hoeven
bleef kleven en balvorming veroorzaakte. Op dat moment herinnerde
ik me wat grootvader in dit geval zou hebben gedaan. Ik kocht wat
spullen in een winkeltje en smeerde die in het geheim onder de hoeven
van Nelly Duffy. Bij het proefrijden zag ik al dat het goed werkte
en toen Kooistra me vroeg wat ik ervan dacht antwoordde ik: "Het
kan." Hij zette bij de bookmaker 1 op 16. Ik moest nog twee ronden
en ineens hoor ik Kooistra schreeuwen: "Ab, rijden, anders
worden we straatarm." Ik dacht nou, dan staat er wat op en
ofschoon ik door de modder en de sneeuw in mijn gezicht bijna niets
meer zag, spoorde ik Nelly Duffy aan en we wonnen. Kooistra vloog
me om de hals en riep: "Goed zo, Appie, we zijn steenrijk",
want hij had maar liefst f 21.000 gewonnen."
Abe Siderius glundert nu over zijn hele gezicht.
"Och, je hield zo van paarden. Ik kan me herinneren van heel vroeger
dat ik Tamboer te rijden kreeg. Mijn vader had een paar prachtige
hoefijzers in zijn hoofd en dat moest ik de hoefsmid zeggen. Maar
Tamboer was te dik, dus deed ik hem een grote zweetdeken om en dan
moest ik hem twee uur lang afstappen, even laten grazen en weer
afstappen. En dan niet afstappen zoals ze tegenwoordig doen alsof
ze de laatste trein nog moeten halen, neen, heel langzaam, heel
traag zoals de negers dat doen in Amerika. Dat lichaam van het paard
moet tot rust komen en als je thuis kwam, dan ging je eerst het
paard afwassen met warm water en een beetje brandspiritus erin en
dan, veel korter nu, weer afstappen, nogmaals, heel langzaam alsof
je aan het slaapwandelen was."
Abe Siderius staat op en gaat me voor naar de duivenhokken buiten.
Hij blijft er peinzend naar kijken. "Ik fok ook kampioensduiven,
weet u. Ik kan het niet nalaten om kampioenen te hebben, zelfs niet
met deze kleine diertjes. Ik moet toch wat. Ik kan de hele dag niet
in mijn plakboeken zitten bladeren of naar de oude foto's zitten
kijken. Maar ja, als pikeur heb ik mijn hele leven geleerd om tegen
mijn verlies te kunnen en dat komt me nu goed van pas. Je moest
nu eenmaal je ups en downs verwerken, want nergens is een mens zo
snel vergeten als in deze sport. En niet alleen de mens, maar ook
het paard. Beiden verdwijnen in het verleden en alleen de herinnering
is er nog. Als ik mijn ogen dicht doe, zie ik al die paarden weer
voor me, in hun slechte en in hun goede momenten en dan is het net
of alles weer terugkeert, de Gouden Zweep die ik tweemaal in mijn
handen mocht houden, de Derby die ik won en die ravage achter me
bij de Gouden Zweep toen er ik weet niet hoeveel paarden over de
kop gingen en een paard zelfs stierf. Dat was verschrikkelijk, maar
ook die dingen gebeuren, al is het dan achter je rug. Ups en downs,
fijne eigenaars, niet zo fijne eigenaars, paarden waar je veel van
verwacht en die het niet waarmaken, paarden die je tot duizelingwekkende
hoogte brengen. En dan vele, vele uren van training, dagen, weken,
maanden. Iemand vroeg me eens: "Waar moet ik mijn paard nu
heenbrengen?" en ik antwoordde hem: "Naar de trainer die
hem heeft beleerd, want daar hoort hij thuis."
'En u bent de
laatste van de paarden-Siderius?' vraag ik. Hij knikt. "Ja, mijn zoon heeft
nu een bloemenzaak. Hij heeft ook gereden en met veel succes. Maar
zakelijk zag hij het meer in de bloemen zitten. Die zijn geliefd.
Die brengen vreugde. Hoeveel bloemen zouden er niet op de wereld
zijn. Miljoenen. En als ze uitgebloeid zijn, kun je weer nieuwe
kopen. En je hoeft niet lang te zoeken voor je mooie gevonden hebt.
Hoelang moet een trainer zoeken naar een goed paard? En als hij
het heeft dan maar bidden dat het niet bij je weggehaald wordt.
Wat dat betreft heb ik voortreffelijke eigenaars gehad, heel sportieve
ook, die de trainer lieten beslissen. En dat zouden ze allemaal
moeten doen, want geen enkele outsider heeft er enig idee van wat
een pikeur met zijn paard heeft gedaan voordat het winnen kan. Als
het dan een crack blijkt te zijn dan wordt de verantwoordelijkheid
nog groter, want niets is zo vlug vernield als een tweejarige. Als
ik nog eens een paard een naam zou mogen geven, dan heette het "Baas,
geduldig alstublieft".
Tegen zeven uur, niet 's morgens maar 's avonds stappen we op. Bij
het afscheid zegt Abe Siderius: "Fijn dat u me hebt laten praten.
Daar ben ik soms zo hoog nodig aan toe. Ik begin nu aan dit leven
te wennen, maar ik mis de paarden nog altijd. Ze geven inhoud aan
je leven."
"Ja", zegt zijn vrouw als we haar bedanken voor de gastvrijheid.
"Hij heeft nu duiven, maar geef mij de paarden maar."
En weer zijn ze het samen eens, zoals vroeger, toen ze elkaar aflosten
bij de 'veulenwacht' in die heerlijke, drukke, enerverende, spannende
dagen, die nu voor eens en voorgoed voorbij zijn. Zijn handdruk
is krachtig als we afscheid nemen.
"Ik houd alles nog bij en ik krijg de Paardesport gratis en dat
vind ik een geweldige geste aan een trainer, die zijn sporen toch
wel verdiend heeft.' 'Dubbel en dwars', zeggen we en over ons heen
kijkt hij naar buiten alsof daar een koers bezig is en hij het hoefgetrappel
kan horen.
(Naschrift: Abe Siderius is in 1991, 12 jaar na de publicatie van dit artikel, op 76-jarige leeftijd overleden)
Voor een artikel over de pikeursfamilie Siderius: click HIER
Voor het levensverhaal van de door Siderius getrainde en gereden Olga Pluto: Click HIER
Voor het levensverhaal van de door Siderius getrainde en gereden Carlos Pluto: Click HIER
|