Guus
Hieronder een artikel over Guus, gepubliceerd in het Jubileumboek "Dorp in de ban van de draverij", ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Kortebaanvereniging Heemskerk in het jaar 2000.
Guus Knijnenburg: grenzeloze liefde en een zachte hand (voor het paard)
Door Adri Nielen
Meer dan een halve eeuw tussen de dravers. Een ongekende staat van dienst en evenzovele successen. Toppaarden
brachten hem glorie en roem in de hoogtijdagen van de drafsport. Overvolle tribunes raakten in vervoering bij het zien
van zijn prestaties. Zelf denkt hij met trots, heimwee en ingehouden emoties terug aan zijn legendarische draver
O Marijke, bij haar leven al een monument.
"Natuurlijk kan je komen, ik zal er de tijd voor nemen, maar hou rekening met m'n middagdutje". Guus Knijnenburg
beheert zijn eigen entrainement aan de 's-Gravenweg in Nootdorp, gelegen in het groene hart van Zuid-Holland. Het
dorp dat een plaats op de wereldkaart kreeg door de Tour de France overwinning van plaatsgenoot Jan Janssen in 1968.
Eenmaal over de dam, krijg je direct zicht op een keurig onderhouden spulletje. Een tweetal riante woonhuizen, een
eigentijds stallencomplex met doucheruimtes en moderne boxen, een kapberg en een perfecte trainingsbaan om de
paarden door te werken. Alles ademt rust en ruimte.
Guus is hartelijk in zijn begroeting, stelt voor om een bakkie koffie te zetten. Hij wrijft zich nog eens de ogen uit en
komt tegenover me zitten. Een opmerkelijke kleine tengere man met scherpe gelaatstrekken en felle grijze ogen.
Woonkeuken en kamer, het domein van een groot paardenman. Smaakvolle unieke trofeeën en ingelijste foto's
herinneren aan zijn rijdersloopbaan, maar ook aan die van zijn vader Jaap Knijnenburg.
Paardensportbladen gaan aan de kant, een asbak op tafel en onder het genot van koffie en sigaret neemt hij me mee
naar het begin van zijn jeugd en nog steeds actieve loopbaan.
"Ik moest naar ome Flip..."
"Zoals zo vaak valt ook bij mij de appel niet ver van de boom. Ik kom uit een groot katholiek gezin, werd als jongen
van 15 al besmet met het dravervirus. Na de lagere school moest ik van mijn ouders naar de MULO en kwam daar na
vier jaar zonder diploma van af. Mijn aandacht was vaak niet bij de les. Vader Knijnenburg reed koersen voor ome Flip.
Zijn brood en dat voor ons verdiende hij met z'n melkventwijk in de Haagse Spoorwijk. Ik moest voor dag en dauw
meehelpen. Dat ging in die tijd met paard en kar. Meestal had ome Flip nog wel een verlopen fokmerrie over de hand,
zoals Fanfare en Zonnestraal (winnaar kortebaan Beverwijk 1940). Voor mij begon de dag om vijf uur, tot acht uur
venten en dan naar school. Na schooltijd was ik niet meer te houden, moest naar de paarden van ome Flip. Die liepen
zo vrij als een vogeltje in de duinen bij Ockenburg. Dan luidde ik een grote koperen bel en de paarden kwamen op de
voerbak af. Je zou er nu eens moeten komen".
Het stond als een paal boven water: Guus moest pikeur worden. Hij liet er dan ook geen gras over groeien, had op
zeventienjarige leeftijd zijn licentie en begon te koersen. Hij maakte een droomstart in Alkmaar, winst in zijn eerste de
beste koers met Lucky Fanfare. Volgens de eigenaar had hij zonder nadere uitleg tweede moeten worden ...
Lange dagen
"Die beginjaren als pikeur kan ik me nog helder voor de geest halen. Superlange dagen in de stallen op Duindigt. Om
zes uur was ik er al te vinden. Bij winterdag met behulp van een olielamp. Je moest nog uitkijken ook dat de dravers
niet wakker schrokken. Eerst deed ik de boxen en daarna trainen. Inspannen, duurtrainen of speedwerk, elk paard weer
anders, uitspannen en verzorging tot het middaguur. Nou dan had ik het wel gehad, kroop tot een uur of twee op de
hooizolder voor een dutje. Eenmaal wakker ging ik door tot de late avond. Weet je wat ik voor al dat beulswerk kreeg?
Een tientje in de week, daar kwam een tientje bij voor elke gewonnen koers. Om het heilige vuur gaande te houden.
Maar ik had gratis eten en drinken en hoefde geen kostgeld te betalen. Ome Flip vond zichzelf de beroerdste niet, want
zei hij dan: "Guus, je kan nergens zoveel leren als bij mij". Nou was ik bar leergierig als het maar om dravers ging. Ik
had wel door, het ging om meer dan alleen de voerbak. Lette op de balans tijdens de draf, probeerde verbeteringen aan
te brengen door aanspanning en beslag. Mijn vuistregel is nog steeds: behandel je dravers met respect, geef ze je
vertrouwen. Je moet vriendelijk met ze omgaan. Als een draver voldoende klasse in huis heeft, komt het succes naar je
toe".
O Marijke
"Ik deed gruwelijk m'n best, maakte goede uitslagen, maar had nog geen aansprekende overwinning behaald. Nog geen
ovationeel applaus gehoord, geen horden supporters om me heen. Ik zou mijn naam en die van mijn dravers weleens
op de voorpagina willen zien prijken. Die kans kwam in 1956 met O Marijke. Deze vosmerrie was een fokproduct van
ome Flip, geboren op 14 maart 1947. Ze kwam van de Franse hengst Lord Maire en de moeder De Prinses Juliana (ome
Flip had het Oranjehuis z'n hele leven hoog zitten). Keek je naar haar voorgaande prestaties, dan mocht je wat
verwachten. Weken van tevoren kwam ze in supervorm, je merkte dat bij de training: wakker, graag willen werken. Af
en toe een speedwerkje, een kleine test, over de laatste zeshouderd meter ging ze als een streep. Laat ik zeggen, we
waren er klaar voor, niets was aan het toeval overgelaten. Maar ik dorst eerlijk gezegd in de verste verte niet te denken
aan een overwinning in de Grote Prijs der Lage Landen. Let wel, ik moest het in die koers opnemen tegen grootheden
als Jan Wagenaar sr., Willem Geersen, Bram Notelman en een paar Zweedse toppikeurs. Kortom een veld topdravers met vele favorieten ondanks de aanwezige klasse van O Marijke.
Het koersverloop bepaal je niet zelf, je kan van alles tegenkomen. Een 'springer' voor je, een aanrijding, je kan
worden ingesloten met je handen vol. Maar het heeft zo moeten zijn, die dag zat alles mee. Ik had de kop met nog
driehonderd meter te gaan. De spanning liep torenhoog op, maar uiterlijk bleef ik onbewogen, de kin vooruit. Achter
me hoorde ik ze naderbij komen. Een orkaan van aanmoedigingen kwam op me af en ik voelde mijn draver het bit
houden. Met nog tweehonderd meter voor de finish flitste er van alles door m'n hoofd. Inspanningen, ontberingen,
teleurstellingen, verwijten, maar bovenal de liefde en geduld voor m'n dravers. Het ging nog slechts om enkele
tientallen meters, tegenstanders bleven buiten schot. Het grootste moment in mijn nog jonge loopbaan was een feit.
O Marijke bracht me feiloos over de streep, een weergaloze zege in de klassieke koers de Grote Prijs der Lage Landen.
Iedereen was bij de huldiging aanwezig. De grote zegekrans om m'n nek, de sierdeken om de flanken van m'n
dappere paardje, mijn vader en moeder vlakbij, ik bezweek bijna van blijdschap en emotie. Ome Flip glunderde van
oor tot oor. De naam O Marijke werd voortaan in gouden letters geschreven en ik, klein van stuk, hoorde plotseling tot
de grootheden in de drafsport".
(kijk voor meer verhalen over O Marijke op haar pagina in de Hall of Fame, click hier)
Boven: Foto van de voorlaatste bocht:
O Marijke (Guus Knijnenburg) leidt voor Padua,
Peterhof (4e) (loopt aan de reling), daarnaast Roland (3e),
de Fransman Fabien VL en de Olga Pluto (links).
De Zweedse crack Gay Noon ligt laatste en moet
nog heel wat meters goedmaken. Op het laatste rechte stuk
komt hij (ook met een bles) sterk naar voren en
wordt tweede.
Boven: O Marijke wint de Grote Prijs der Lage Landen 1956
en de 24-jarige Guus Knijnenburg lacht. Links de Zweed Gay Noon
en
rechts de derde aankomende Roland met Piet Strooper.
Boven: In het NDR-Museum hangt een schilderij, gemaakt naar de
foto daarboven. Het is geschonken door de Familie Knijnenburg.
O Marijke, getooid met bloemendek, en Guus
maken hun ereronde na het winnen van de GPdLL.
De eerste prijs bedroeg Hfl. 12.000.
Karakter
Na dit hoogtepunt op de langebaan volgt even een korte adempauze. Guus is zichtbaar geroerd en laat me ter afleiding
enkele fotoboeken inkijken. Talloze dravers glijden als winnaars in volle actie door de finish met een piepjonge Gnus
Knijnenburg op de sulky. Het gaat over de beginjaren vijftig. De tijd ook waarin een aantal goede dravers naar
Engeland werd uitgevoerd, waaronder lmporteur en Kentucky King. Guus ging voor een half jaar mee en heeft er
bevriende kennissen uit Wales aan overgehouden. Ome Flip maakte toen de opmerking: "Het is goed voor de taal".
"Zelden kijk ik die boeken in, nu jij er bent toch wel leuk, die plaatjes van vroeger. Laatst heb ik bar genoten van het
boek 'De Paardenfluisteraar'. De manier waarop de schrijver studie heeft gemaakt van het innerlijk wezen van het
paard in puur natuurlijke omgeving. Het sociale gedrag onderling, de hierarchie in de kudde en de rol van de leid-merrie. Ik herken de benadering en omgang met het paard. Het kost ook mij geen enkele moeite om in de huid van het
paard te kruipen. Ik koester grenzeloze liefde voor m'n dravers en heb altijd een zachte hand. Een harde aanpak past
niet bij mijn karakter. Destijds heb ik Zephyr Magowan
(winnaar kortebaan Lisse 1962) aan een ander overgedaan,
was door mij niet te regelen. Met Lisse noem ik tegelijk de
plaats waar ik in 1950 mijn eerste kortebaan won met
Kalumet Axkit. De finale ging tegen Allouez, 'de reus van de
Haarlemmermeer', van Jan de Vlieger. Naar mijn idee de
beste kortebaner aller tijden. Sloot z'n carriere af met een
winsom van f 100.000,-. Maar vlak O Marijke niet uit, wat
een crack op alle afstanden. Ze had iets waaraan je de echte
kortebaner herkent. Pas op tweehonderd meter voor de finish
kwam ze op topsnelheid en kon dat blijven vasthouden. Wat
een klasse, trouw tot in de dood. Je zegt wel eens: paarden,
ze kunnen toch niet denken. Nou, in haar kortebaantijd was
er een beduchte tegenstander, Over Again van Martin
Vergay. Als O Marijke daar tegen lootte, begon ze hevig te
zweten, ik kan het niet uitleggen, heb het aan Vergay ook
niet gedaan".
Genieten van de Kortebaan
"De kortebaan is een geweldig spelletje, ik geniet er nog met volle teugen van. Je moet er een paard voor hebben, maar
belangrijker is dat je het starten in je vingers hebt. Soms komt de 'trucendoos' eraan te pas, net even slimmer zijn dan
de ander. Goed de afstand inschatten voor je draver, het juiste moment van omtrekken en gaan. Toen ik nog maar net
op de kortebaan kwam, er zelfs al een paar had gewonnen, stuurde ome Flip me naar de start. Daar zag ik hoe Jan
Wagenaar sr. het deed, de fijne kneepjes van Jan van Leeuwen met zijn crack Wala. In die tijd bestonden er nog geen
startlichten, er werd wat afgerommeld. Het zal 1958 geweest zijn met Thea Cornelia. Samen met Bertus Heyman heb
ik tien minuten aan de start gestaan en we gaven elkaar niets toe. Tot op een bepaald moment keken we elkaar aan en
barstten in lachen uit. Onnodig te zeggen, ik won die ritten wel en behaalde in Heemskerk de eindzege. Met diezelfde
Thea Cornelia heb ik in 1965 op Duindigt de Gouden Zweep gewonnen. Een van de vele hoogtepunten. Prins Bernhard
zelf kwam naar me toe om de trofee uit te reiken. Wat vond ik dat geweldig, heb hem aangekeken en bedankt".
Inmiddels zijn dit zoete herinneringen. Guus realiseert zich maar wat goed dat hij overwinningen behaalde in de tijd
dat de drafsport op z'n top stond.
"Dit entrainement en de woonhuizen heb ik samen met neef Willem gerealiseerd. Destijds was het hier niet meer dan
vijf hectare grasland. De samenwerking met Willem is altijd goed geweest. leder hadden we onze taak, hij de zakenman, ik de paardenman. Nu begin ik in een andere fase van mijn leven te komen. Zelf heb ik geen dravers meer in training. Nog een stal wordt verhuurd. Doe alleen nog dingen waar ik zin in heb, zoals voeren. Alleen wanneer het knap
weer is, wil ik nog wel eens een beestje uitrijden. Niks moet meer, ja m'n middagdutje, daar ben ik op gesteld. Om
contact te houden kom ik zo af en toe op de koers of ga effe gezellig kletsen op het wedkantoor".
Borrel bij de burgemeester
We staan weer aan de start van een nieuw kortebaanseizoen (in 2000). Ondanks zijn leeftijd krijgt Guus geen genoeg van het
spelletje. "Ik wil nog alle keren winnen, daar ga ik voor. Misschien nog wel een keer in Heemskerk. Vroeger gingen
ome Flip en ik er met z'n tweeën op af. Hij had een persoonlijke vriendschap met burgemeester Nielen. Terwijl ik er
water haalde, zat ome Flip er aan de borrel. Effe bijpraten en een gouden tip.
's Avonds was de prijsuitreiking in de raadzaal van het oude gemeentehuis. Die man sprak onze taal en maakte er voor
ons rijders met zijn enthousiasme een feest van. We konden er altijd slecht wegkomen. Wat een sfeer daar in
Heemskerk, zeg maar dat ik er nog graag een keer voor de eindoverwinning kom"
(einde artikel)
Guus en zijn toppers
Boven: Thea Cornelia en Guus Knijnenburg triomferen in
de Gouden Zweep van 1959 voor Theo Messidor (nr.17)
en Q Bascom.
Boven: Fernanda D (A.Knijnenburg) won o.a. de Derbyproef,
de Zilveren Zweep, de GP Gooi en Eemlander en
de Finale Grote Bevrijdingsprijs.
Boven: White Shadow met Guus Knijnenburg won o.a.
Criterium der 2-jarigen, Joffer-prijs en Productendraverij 1982.
Prijs der 3-jarigen en Derby W in 1983.
Criterium der 2-jarigen:
White Shadow klopt White du Bois en Wanda Pluto.
Boven: White Shadow wint de Jofferprijs 1982 voor
Wilma Star, Wishfull Fortuna en Wil v.d. Lente.
Boven: White Shadow (A. Knijnenburg) slaat de slotaanval
van Wilma Star af en wint de Productendraverij 1982.
Boven: White Shadow klopt White Honey in de Derby.
Boven: White Shadow met Guus Knijnenburg na hun Derbyzege
bezig met de ereronde.
Boven: White Shadow en pikeur Guus Knijnenburg
worden gehuldigd na de overwinning in de Derby.
Boven: White Shadow en trainer/rijder Guus Knijnenburg.
Zij was op jonge leeftijd het beste paard van
haar jaargang. Als 5-jarige werd
haar carrière beëindigd.
Boven: nogmaals White Shadow en Guus,
en niet te vergeten haar gezelschapsdame, de geit.
Boven: Fraaie actiefoto van White Shadow gemaakt door Wim Huybers.
Boven: Yok van de Lente met Guus Knijnenburg
tijdens het voorwerk op Duindigt d.d. 1-8-1990.
Boven: Alexander S, de laatste crack van Guus Knijnenburg.
Een grote imposante hengst.
Als winnaar van de Jonkerprijs en de Productendraverij toonde
Alexander S zich de beste tweejarige van zijn jaargang en werd verkozen
tot Paard van het Jaar 1985. Als driejarige was hij nog wel goed,
maar kon niet de Sweepstakes en de Derby winnen, maar won wel
het Van Wickevoort. Toch had hij nog veel fans en werd opnieuw
tot Paard van het Jaar (1986) gekozen. Daarna ging zijn carrière
als een nachtkaarsje uit. Net als die van Guus op de langebaan. Op de kortebaan ging Guus echter door tot het einde en dat kwam (reglementair) toen hij 70 jaar werd.
Guus Knijnenburg 4e in de lijst met de
Top-100 pikeurs op de kortebaan
De gebroeders Hilgersom (van kortebaandraverijen.nl) hebben in de jaren 2016-2018 buiten het kortebaanseizoen in het NDR-Archief onderzoek gedaan naar alle kortebanen sinds de oprichting van de Kortebaanbond in 1932. Niet alleen de paarden, maar ook de mensen erachter zijn in kaart gebracht. Zij hebben allerlei gegevens gepubliceerd op hun website. Over Guus Knijnenburg vertellen zij het volgende:
Mooi Afscheid
Nooit kreeg een pikeur op de kortebaan een mooier afscheid dan Guus Knijnenburg. Op 9 oktober 2000 werd hij door zijn collega’s op een indrukwekkende manier gehuldigd. Aad Pools was de initiator achter deze feestelijkheden en overhandigde Knijnenburg tijdens zijn laatste koers in ’t Zand een kolossale vaas met daarin alle namen van zijn collega’s gegraveerd. Pools nam ook nog even het woord. “Guus, we hebben allemaal het vak van jou geleerd. Vandaar dat je je eigen trucjes in de loop der jaren meerdere keren bent tegengekomen. Bij deze benoemen wij jou voor de rest van je leven tot ‘ere-oud-collega van de kortebaan’.” Als bonus kreeg Knijnenburg die middag de twee beste paarden van het seizoen tot zijn beschikking. Met Apache won hij oppermachtig de koers, zijn 93e en laatste zege.
Boven: Aad Pools en Guus Knijnenburg samen onder de krans
bij de huldiging als winaar en het afscheid van de kortebaan
van Guus in 2000 in 't Zand
Dat collega’s iemand op zo’n grandioze manier in het zonnetje zetten, komt niet zomaar uit de lucht vallen. Een pikeur die op zo’n imponerende manier wordt gehuldigd, heeft zonder twijfel veel betekend voor de sport. Daar hoeft bij Guus Knijnenburg niemand over te twijfelen. Hij was een man van weinig woorden, hard werken en bovenal iemand met een enorme liefde voor zijn paarden. Die liefde bracht hem grote successen op de korte- en langebaan, bepaalde zijn levenswandel en maakte van Knijnenburg in alle opzichten een legende in de drafsport.
Dutje op de hooizolder
Knijnenburg begon zijn loopbaan bij zijn oom Flip. Zijn vader Jaap reed regelmatig de paarden van zijn oom en zodoende werd Knijnenburg al vroeg met het drafsportvirus besmet. Zeven dagen per week fietste hij vanuit de Haagse Schilderswijk naar Duindigt, waar Flip zijn entrainement hield. Om zes uur ’s ochtends begon hij met zijn werkzaamheden, glipte er even na het middaguur tussenuit voor een dutje op de hooizolder en bleef daarna net zolang op stal als nodig was. Pas in de avonduren kwam Knijnenburg weer thuis, om de volgende ochtend voor dag en dauw weer richting Duindigt te vertrekken.
Het was aanpoten voor Knijnenburg, die in verhouding met anderen weinig betaald kreeg. Een week werken leverde hem een tientje op, een bedrag dat werd verdubbeld wanneer hij een koers won. Knijnenburg maalde er niet om. Hij hoefde geen kostgeld te betalen en at gratis mee. Daarnaast zou hij immers zijn oom opvolgen als de tijd rijp was. Het zou echter totaal anders lopen.
Knijnenburg kende een vliegende start van zijn loopbaan en dat was enkel en alleen maar aan één paard te danken: O Marijke. Dankzij de merrie vergaarde hij roem op zowel de korte- als de langebaan. De combinatie won gedurende de jaren ’50 maar liefst 23 keer; alleen Allouez en Jan de Vlieger waren ooit succesvoller. Cijfermatig gezien was het seizoen van 1955 het meest succesvolle van het duo. De combinatie kwam dat jaar vijftien keer op de kortebaan aan de start, won tien keer en finishte drie keer als vierde.
Keerzijde
Het was echter het seizoen van 1956 waarmee de combinatie zich definitief een plekje in de geschiedenisboeken verschafte. Op zondag 8 juli 1956 schreef O Marijke geschiedenis door tegen alle verwachtingen in de Grote Prijs der Lage Landen, na de Derby de grootste koers van het jaar, te winnen. Willem Geersen en Jan Kruithof stonden aan het vertrek, Olga Pluto verscheen in de baan met Appie Siderius, zelfs de befaamde Charlie Mills was naar Nederland afgereisd voor deze koers. Uit Zweden kwam Gay Noon, destijds het snelste paard dat ooit in Nederland was gestart. Maar hoe groot de naam en faam van deze paarden en toppikeurs ook was, O Marijke bleef ze met de destijds 26-jarige Knijnenburg allemaal voor. Duindigt schudde op zijn grondvesten en Guus Knijnenburg had definitief naam gemaakt.
Het succes had ook zijn keerzijde. De zege van O Marijke leverden de eerste barst op in de relatie met zijn oom Flip. In een interview uit 1979 keek Knijnenburg nog eens terug. “Je rijdt de ereronde en denkt: nou, O Marijke, we zullen je straks maar eens lekker gaan verzorgen. Maar daar kwam niets van in. Oom Flip had haar box voor vijf gulden aan een eigenaar van een ander paard verhuurd. O Marijke, waar op de tribune iedereen nog over sprak, moest worden drooggestapt en ging daarna onmiddellijk het weiland in. Ik vond dat zo’n ontzettende ontluistering dat ik razend van woede was, maar wat kon ik. Oom Flip maakte de dienst uit. Mensen spraken er schande van, maar ik kon er niets aan doen. Misschien is dat wel het begin geweest van de spanningen.”
Een paar jaar later barstte de bom. Knijnenburg stapte, ondanks het voornemen om de stal over te nemen, op en begon voor zichzelf. In 1999 legde hij in de Draf&Rensport uit waarom. “Ik kan met een gerust hart zeggen dat ik eigenlijk veel te zuinig met mijn paarden ben omgesprongen. Maar zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Paarden over de kling jagen, ligt nu eenmaal niet in mijn aard. Dat is ook de reden dat ik bij oom Flip ben weggegaan. Hij ging in mijn ogen veel te grof met een merrie om, dus smeekte ik hem bijna om alsjeblieft te stoppen met dat arme dier. Maar hij luisterde niet, dus heb ik hem gezegd dat ik in mijn eentje verder wilde. Niet dat we met ruzie uit elkaar zijn gegaan. Laat ik het maar op een verschil van mening houden.”
Hondenkennel
Knijnenburg huurde een paar boxen op Duindigt en ging aan de slag. Dat verliep niet naar wens. Hoewel hij zeventien paarden had lopen, behaalde hij geen successen. De twijfel sloeg toe en Knijnenburg overwoog zelfs te stoppen met de drafsport. Zijn vrouw had haar eigen hondenkennel en Knijnenburg schatte zo in dat er in die branche meer te verdienen was dan waar hij nu mee bezig was. Uiteindelijk deed zijn onvoorwaardelijke liefde voor de paarden hem anders besluiten en begon hij met neef Willem een eigen entrainement in Nootdorp. Naast de trainingsbaan bouwden de neven allebei een huis; aan de ene kant van de oprit woonde Guus en aan de andere kant woonde Willem. Guus richtte zich op de paarden, terwijl Willem zich puur met de zakelijke kant bezighield.
Derbywinnaars
Met Alexander S en White Shadow (Derbywinnaar in 1983) had hij twee grote cracks voor de langebaan, maar ook op de kortebaan bleef Knijnenburg successen boeken. Zowel in 1984 als in 1990 won hij het pikeurskampioenschap en ondanks zijn hoge leeftijd bleef hij een flink woordje meespreken. Hoewel hij de zestig al was gepasseerd won Knijnenburg tijdens de jaren ’90 22 kortebanen. Alleen in de jaren ’50 deed hij het, mede dankzij de dadendrang van O Marijke, beter.
Bloemen
Na zijn pensioen ging het snel minder met de gezondheid van Knijnenburg. Hij werd ziek en overleed in 2002. Hij beloofde ooit de destijds elfjarige Manon Pools te zullen helpen in het startvak wanneer ze het moest opnemen tegen haar vader. “Ik help normaal gesproken niemand in het startvak, maar voor jou maak ik een uitzondering”, stelde hij haar gerust. Het kwam er nooit van, maar de bloemen die Manon na haar eerste overwinning in Enkhuizen in 2004 overhandigd kreeg, bracht ze naar het graf van haar ‘Ome’ Guus.
Knijnenburg was een echte liefhebber, eentje van het zuiverste soort. In 1979 liet hij optekenen: “Het publiek denkt dat als een paard favoriet is, hij ook moet winnen. Maar een paard is geen auto, het is een dier. En zo’n dier kan zijn trainer of het publiek niet vertellen waarom hij vandaag niet in conditie is. Een paard is eerlijk, meestal tenminste. Als het een goed paard is, laat hij dat zien. Dat doet een kwaad paard ook. Als je de mens leert kennen, ga je nog meer van paarden houden.”
De erelijst van Guus Knijnenburg in de jaren 1950-2000:
93 zeges op de Kortebaan met achtereenvolgens:
Kalumet Axkit, O Marijke 23x, Nuni Brewer 2x, Sylvia Anna 2x, Thea Cornelia 6x, Zephyr Magowan 4x, April Love 2x, Buick Magowan 5x, Zonnestraaltje 2x, Dorita Hollandia 3x, Mai Regina 4x, Lee Rodney, Uncrowned 6x, Ultra Regina 2x, Upstart Signal, Walele du Bois 2x, Yessie Prinses, Arja Woldberg, Clark Buitenzorg 4x, Ann Marshall 2x, Benny Jeanet, Jenny Bowler 3x, Jim Jam Rozz 2x, Illustere Lady 2x, Ido Baldwin, Greet Buitenzorg, Marino, Beauty Apache 2x, Kick Down 2x, Icaros van Venlo, Royal Touch, Javier Groenhof, Apache.
Voor verhalen over de andere pikeurs in de Top-100 van www.kortebaandraverijen.nl: Click hier
Foto's van Guus op de kortebaan
Boven: Guus Knijnenburg met Mai Regina
met wie hij in 1975 vier kortebanen won.
Boven: Guus Knijnenburg met Iron Buitenzorg in De Lier in 1998.
De combinatie zou die middag als tweede finishen, achter Super Leo.
Fotoverantwoording:
de foto's op de langebaan na 1970 zijn van Wim Huybers
|